Pagina's

Geloof

Nu, toen de mens terug in het begin in de hof van Eden zondigde, scheidde hij zich af en sneed zichzelf af van iedere toegang tot God, zijn eigen levenslijn. Hij werd van zijn Maker gescheiden, met geen enkele mogelijkheid Hem ooit terug te zien. Omdat zijn zonde, zijn ongeloof om God te vertrouwen, hem had afgescheiden. Dat is de enige zonde die er bestaat, het is uw zonde van ongeloof. Uw zonde is ongeloof. En de enige reden waarom we vandaag niet zijn waar we behoorden te zijn, is door ons ongeloof. Dat, dat is het. Dat er geen wonderen, en dergelijke, in de kerk zijn zoals ze er behoorden te zijn, komt omdat ongeloof ons heeft gescheiden. En waarom de arme man daar buiten aan het zondigen is, en er moord en rommel is in onze wereld vandaag en er allerlei rampzalige dingen gebeuren, het komt door ongeloof in God. Dat is alles. Als we geloven, er bestaan slechts twee dingen: of u gelooft, of u gelooft niet, één van beiden.

Als u gelooft, volgen de rechtvaardige werken een gelovige. En als u niet gelooft, volgen de onrechtvaardige werken. Het enige wat het is... liegen, stelen, diefstal, enzovoort, het zijn attributen van ongeloof. En lijdzaamheid, geduld, goedheid, genade, enzovoort, zijn attributen van geloven in God; geloof in God. Maar toen de mens was afgesneden zonder... met geen manier om te naderen, toen was zijn enige levenslijn, alles, afgesneden. Hij werd achtergelaten in duisternis, zonder hoop, zonder ooit nog enige mogelijkheid tot de Maker te kunnen naderen.

En toen kwam God naar beneden om achter de mens aan te gaan; ik wil dat u daarop let. Het is altijd God die de mens achterna gaat, niet de mens die God zoekt. Hebt u daar ooit over nagedacht? Dat geen mens te eniger tijd of in enig tijdperk van zichzelf het verlangen had om God te dienen; het is er nimmer geweest. Zijn natuur is er tegen. Welnu, hij mag enige intellectuele gedachten hebben gehad, dat hij denkt dat hij God gelooft, maar als hij werkelijk echt in God gelooft zal hij zich bekeren en een nieuwe schepping worden, zodra hij God gelooft. Hij mag verstandelijk in God geloven, maar wanneer hij met zijn hart gelooft, dan is hij bekeerd en wordt een lid van het lichaam van Christus. Wanneer hij vanuit zijn hart is bekeerd, niet vanuit zijn verstand.